Ga naar de inhoud van deze pagina.
Kadernota 2026 0

Financieel technische uitgangspunten

Hieronder worden de technische uitgangspunten voor de totstandkoming van de meerjarenbegroting 2026-2029 opgenomen. De uitgangspunten worden verwerkt in de begroting 2026 en gebruikt voor de actualisering van het meerjarenperspectief 2027-2029. Mogelijk zullen ten behoeve van de begroting 2026 nog nadere bestuurlijke uitgangspunten worden geformuleerd. Indien er concrete aanleiding is om af te wijken van genoemde uitgangspunten, dan zullen wij dit bij de meerjarenbegroting 2026-2029 toelichten.

Gemeentefonds

Bij het opstellen van deze nota zijn de effecten van de meicirculaire 2025 verwerkt.

Bestaand beleid

De begroting 2026 is een begroting bestaand (= reeds vastgesteld) beleid. Voorstellen nieuw beleid, waarvoor extra middelen nodig zijn, worden afzonderlijk aan de raad voorgelegd.

Percentage voor prijsontwikkelingen

In de meicirculaire 2025 is aangegeven dat het percentage ‘prijsontwikkeling bruto binnenlands product’ voor 2025 2,7% bedraagt. Dit percentage is gebaseerd op de laatste cijfers van het Centraal Planbureau.

Tariefsaanpassingen

Overeenkomstig het bestaande beleid, dat de verwachte inflatie gecompenseerd wordt, zal een stijging van de tarieven met 2,7% worden doorgevoerd. Voor tarieven die gebaseerd zijn op het uitgangspunt van 100% kostendekkendheid, kan de tariefontwikkeling afwijken van dit inflatiepercentage.

Percentage voor loonontwikkelingen

Voor de loonstijging is de nieuwe cao-ambtenaren het uitgangspunt. De verschillende stijgingen hebben we verwerkt in de kadernota 2026.

Rentepercentages

Ofschoon we momenteel (mei) een liquiditeitsoverschot hebben, wordt als uitgangspunt een rente van 3,5 % gehanteerd voor het eventueel aantrekken van nieuwe, vaste geldleningen.

Aan bestaande investeringen/boekwaarden van activa wordt een rente omslagpercentage toegerekend van 0,0%. Dit is gebaseerd op huidige leningenportefeuille en financieringspositie.

Voor nu kunnen wij uitgaan van lage rentekosten en hoge renteopbrengsten vanwege een ruim liquiditeitsoverschot. De aan de grondexploitaties toe te rekenen rente moet worden gebaseerd op de werkelijk betaalde rente over het gemeentelijke vreemde vermogen (de uitstaande geldleningen).